Atjar en piccalilly

Ik wilde weer atjar maken. Omdat een hele bloemkool daarvoor te veel is, besloot ik ook wat anders te maken: piccalilly. Bij het voorbereiden van dit stukje, zag ik dit artikel.

Ik had 400 g wortel, 500 g sperziebonen, 700 g bloemkool en 600 g komkommer. De groenten deed ik elk apart in een pekel van 5%.

Voor de atjar ging ik vooral uit van dit en dit stuk. Ik nam van elk van de groenten de helft en deed daarbij nog 3 rode uitjes en 3 rode pepers. Verder 6 kemirinoten, 6 knoflooktenen, een even groot stuk gemberwortel, 1 theelepel laospoeder, 600 ml inmaakazijn en evenveel water en 60 g suiker.

Ik vulde er 7 HAKpotjes mee. Voor de laatste 2 potjes had ik te weinig saus. 1 potje trok niet vaccuüm; ik hield er dus 4 over.

Dit is het resultaat:

 

's avonds at ik de atjar uit de potjes, die niet met de saus gevuld waren, bij het eten en dat was heel lekker. Het potje dat niet vacuüm is getrokken staat in de koelkast en kan daar ook weken goed blijven.

Daarna maakte ik piccalilly.
Ik ging vooral uit van dit en dit stuk.
Ik gebruikte de andere helft van elke groente en deed daarbij: 100 g zilveruitjes, 1,1 l inmaakazijn, 3 eetlepels mosterdpoeder, 3 eetlepels kerriepoeder, 1 eetlepel geelwortelpoeder, 4 eetlepels suiker en 3 eetlepels maïzena. Ik vulde er 6 HAKpotjes mee.

Dit is het resultaat:

De saus is wat dun en neigt tot schiften. De smaak is wel goed, het had iets meer zout mogen hebben.